goedertieren
- goe·der·tie·ren
- In de betekenis van ‘welgezind’ voor het eerst aangetroffen in 1276 [1]
- samenstelling van goeder bn en tieren zn (aard, karakter), vormen in de tweede naamval van respectievelijk het bijvoeglijk naamwoord goed en het woord tiere, een Middelnederlands woord gerelateerd aan het moderne werkwoord tieren. [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | goedertieren | goedertierener | goedertierenst |
verbogen | - | goedertierenste | |
partitief | goedertierens | goedertiereners | - |
goedertieren [3]
- Het woord goedertieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "goedertieren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ goedertieren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).