glucksich
- gluck·sich
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
glucksich | glucksicher | glucksichscht |
glucksich
- (dierengeluid) klokkend (van vogels)
- (dierengeluid) kirrend (van vogels)
glucksich
- nominatief en accusatief onzijdig enkelvoud stellende trap van glucksich