• kir·rend
vervoeging van: kirren
verbogen vorm: kirrende

kirrend

  1. onvoltooid deelwoord van kirren
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kirrend kirrender kirrendst
verbogen kirrende kirrendere kirrendste
partitief kirrends kirrenders -

kirrend

  1. tevreden lachend
    • Want echt, je kunt best een vrouwentoilet binnenstappen. Meiden zullen best even schrikken als je hun domein betreedt. Maar niets doet hun harten zo snel smelten als die stinkende betraande baby op je arm en de zorgdrift die uit jouw vaderogen spat. En als je met je van Zwitsalgeur doordrenkte, kirrende nakomeling de ruimte verlaat ben je de enige man over wie ze niets dan goeds te melden hebben. En dat wil wat zeggen, in een damestoilet. [1] 
    • Kort na het wereldkampioenschap sprint, waar Ter Mors ook nog eventjes de titel kwam ophalen, stond ze op het bordes van het Enschedese gemeentehuis. Te zwaaien naar de enthousiaste fans op het plein, met naast haar een o zo trotse en kirrende burgemeester. [2]