• gluck·si·cher
  • Pennsylvania-Duitse bijvoeglijknaamwoordsvorm met het achtervoegsel -ich en met uitgang -er

glucksicher

  1. nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van glucksich

glucksicher

  1. datief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van glucksich

glucksicher

  1. vergrotende trap van glucksich