• glos·sy
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘periodiek op glanzend papier gedrukt’ voor het eerst aangetroffen in 1989 [1]
  • Leenwoord uit het Engels.
enkelvoud meervoud
naamwoord glossy glossy's
verkleinwoord glossy'tje glossy'tjes

de glossym

  1. een chic tijdschrift dat gedrukt wordt op glanspapier
    • Een glossy ziet er altijd netjes uit. 
    • Amazon stopt verkoop IS-glossy [2] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen glossy glossyer glossyst
verbogen - - glossyste
partitief glossy's glossyers -

glossy

  1. (van een tijdschrift) mooi en duur.
95 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]


stellend vergrotend overtreffend
glossy glossier glossiest

glossy

  1. glanzend, weerschijnend