gjekk
- gjekk
Naar frequentie | 103473 |
---|
gjekk
- zwakke verbuiging gebiedende wijs van gjekke
gjekk
- ↑ Taalhervorming 2005:
Rettskrivningsendringer fra 1. juli 2005 (in het Noors)
1.1.3 Sideformer som tas ut av rettskrivningen: Enkeltord og enkeltformer, pag. 5-6
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | gjekk | gjekken | gjekker | gjekkene |
genitief | gjekks | gjekkens | gjekkers | gjekkenes |
gjekk, m
- (beroep) nar
- (scheldwoord) dwaas, gek, zot (een dwaze persoon)
- (techniek) (van een vuurwapen:) hendel, trekker
- drive gjekk med
iemand bedotten
iemand foppen
iemand in de boot nemen
iemand een schraap geven
iemand voor gek houden
iemand foppen
iemand in de boot nemen
iemand een schraap geven
iemand voor gek houden
- slå gjekken løs
de beest uithangen
zich ongeremd amuseren
zich angeremd vermaken
zich ongeremd amuseren
zich angeremd vermaken
- «Hun forandret nå helt taktikk og slo isteden gjekken løs som en sier.»
- Ze veranderde nu volledig van tactiek en liet in plaats daarvan de beest uithangen zoals ze zeggen.
- «Hun forandret nå helt taktikk og slo isteden gjekken løs som en sier.»
- kjem
gjekk
- zwakke verbuiging gebiedende wijs van gjekka
gjekk
- zwakke verbuiging gebiedende wijs van gjekke
gjekk
- sterke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van gå
gjekk
- zwakke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van gjekka
gjekk
- zwakke verbuiging verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van gjekke
gjekk
- ↑ Taalhervorming 2012:
Ny rettskriving for 2000-talet (in het Nynorsk)
3.4.8 Nokre tradisjonelle verbformer: 3.4.8.a Verba få, gå [ganga], slå, slåst, stå [standa]
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | gjekk | gjekken | gjekker | gjekkene |
gjekk, m
- (beroep) nar
- (scheldwoord) dwaas, gek, zot (een dwaze persoon)
- deugniet, grappenmaker, schelm
- fop, grap
- (techniek) (van een vuurwapen:) hendel, trekker