gevoegen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van gevoegen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevoegen | te gevoegen | ||||||
toekomend | zullen gevoegen | te zullen gevoegen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | gevoegd | te gevoegd | ||||||
toekomend | gevoegd zullen | gevoegd te zullen | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
gevoegend | gevoegd | ev. gevoeg |
mv. verouderd gevoegt |
gevoege | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | gevoeg | gevoegt | gevoegt | gevoegt | gevoegt | gevoegen | gevoegen | gevoegen | |
verleden (o.v.t.) | gevoegde | gevoegde | gevoegde | gevoegde | gevoegde | gevoegden | gevoegden | gevoegden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevoegen | zult/zal gevoegen | zult/zal gevoegen | zult gevoegen | zal gevoegen | zullen gevoegen | zullen gevoegen | zullen gevoegen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevoegen | zou gevoegen | zou(dt) gevoegen | zoudt gevoegen | zou gevoegen | zouden gevoegen | zouden gevoegen | zouden gevoegen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij |