gevangenzitten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van gevangenzitten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gevangenzitten | gevangen te zitten | ||||||
toekomend | zullen gevangenzitten gevangen zullen zitten |
te zullen gevangenzitten gevangen te zullen zitten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gevangengezeten | te hebben gevangengezeten | ||||||
toekomend | gevangengezeten zullen hebben | gevangengezeten te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
gevangenzittend | gevangengezeten | ev. zit gevangen |
mv. verouderd zit gevangen |
zitte gevangen (bijzin) gevangenzitte | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | zit gevangen | zit gevangen | zit gevangen | zit gevangen | zit gevangen | zitten gevangen | zitten gevangen | zitten gevangen | |
verleden (o.v.t.) | zat gevangen | zat gevangen | zat gevangen | zat gevangen | zat gevangen | zaten gevangen | zaten gevangen | zaten gevangen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevangenzitten | zult/zal gevangenzitten | zult/zal gevangenzitten | zult gevangenzitten | zal gevangenzitten | zullen gevangenzitten | zullen gevangenzitten | zullen gevangenzitten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevangenzitten | zou gevangenzitten | zou(dt) gevangenzitten | zoudt gevangenzitten | zou gevangenzitten | zouden gevangenzitten | zouden gevangenzitten | zouden gevangenzitten | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | gevangenzit | gevangenzit | gevangenzit | gevangenzit | gevangenzit | gevangenzitten | gevangenzitten | gevangenzitten | |
verleden (o.v.t.) | gevangenzat | gevangenzat | gevangenzat | gevangenzat | gevangenzat | gevangenzaten | gevangenzaten | gevangenzaten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal gevangenzitten gevangen zal zitten |
zult/zal gevangenzitten gevangen zult/zal zitten |
zult/zal gevangenzitten gevangen zult/zal zitten |
zult gevangenzitten gevangen zult zitten |
zal gevangenzitten gevangen zal zitten |
zullen gevangenzitten gevangen zullen zitten |
zullen gevangenzitten gevangen zullen zitten |
zullen gevangenzitten gevangen zullen zitten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gevangenzitten gevangen zou zitten |
zou gevangenzitten gevangen zou zitten |
zou(dt) gevangenzitten gevangen zou(dt) zitten |
zoudt gevangenzitten gevangen zoudt zitten |
zou gevangenzitten gevangen zou zitten |
zouden gevangenzitten gevangen zouden zitten |
zouden gevangenzitten gevangen zouden zitten |
zouden gevangenzitten gevangen zouden zitten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gevangengezeten | hebt gevangengezeten | hebt/heeft gevangengezeten | hebt gevangengezeten | heeft gevangengezeten | hebben gevangengezeten | hebben gevangengezeten | hebben gevangengezeten | |
verleden (v.v.t.) | had gevangengezeten | had gevangengezeten | had gevangengezeten | hadt gevangengezeten | had gevangengezeten | hadden gevangengezeten | hadden gevangengezeten | hadden gevangengezeten | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gevangengezeten hebben | zal/zult gevangengezeten hebben | zult/zal gevangengezeten hebben | zult gevangengezeten hebben | zal gevangengezeten hebben | zullen gevangengezeten hebben | zullen gevangengezeten hebben | zullen gevangengezeten hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gevangengezeten hebben | zou gevangengezeten hebben | zou/zoudt gevangengezeten hebben | zoudt gevangengezeten hebben | zou gevangengezeten hebben | zouden gevangengezeten hebben | zouden gevangengezeten hebben | zouden gevangengezeten hebben |