gespikkeld
- Geluid: gespikkeld (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈspɪkəlt / (3 lettergrepen)
- ge·spik·keld
- bn: pseudodeelwoord afgeleid van spikkel zn met het omvoegsel ge- -d [1]
- ww: vervoeging van spikkelen: de stam met omvoegsel ge- -d
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gespikkeld | gespikkelder | gespikkeldst |
verbogen | gespikkelde | gespikkeldere | gespikkeldste |
partitief | gespikkelds | gespikkelders | - |
gespikkeld
- met stippels
- Zijn dunne, maar pezige benen waren in een paar prachtige gespikkelde katoenen kousen gestoken, die een uur in de wind roken naar Engelse smokkelwaar.
|
vervoeging van: | spikkelen… |
verbogen vorm: | gespikkelde |
gespikkeld
- voltooid deelwoord van spikkelen
- Het woord gespikkeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gespikkeld" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be