gespikkelde luipaardhaai
- (IPA in voorbereiding)
- ge·spik·kel·de lui·paard·haai
- verbinding van gespikkelde en luipaardhaai
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gespikkelde luipaardhaai | gespikkelde luipaardhaaien |
verkleinwoord | gespikkeld luipaardhaaitje | gespikkelde luipaardhaaitjes |
de gespikkelde luipaardhaai m
- (kraakbeenvissen) Triakis maculata een haai uit de familie van de gladde haaien
- gladde haaien, grondhaaien, haaien, haaien en roggen, kraakbeenvissen, kaakdieren, gewervelden, chordadieren, dieren
- Het woord 'gespikkelde luipaardhaai' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.