gesluierd
- ge·slui·erd
- bn: pseudodeelwoord afgeleid van sluier zn met het omvoegsel ge- -d [1]
- ww: vervoeging van sluieren: de stam met omvoegsel ge- -d
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gesluierd | gesluierder | gesluierdst |
verbogen | gesluierde | gesluierdere | gesluierdste |
partitief | gesluierds | gesluierders | - |
gesluierd
- van met name vrouwen, dat iemand een hoofddoek draagt
- Welnu, het is wellicht moeilijk om dit te bevatten in de huidige overgeseksualiseerde samenleving, maar er zijn moslimvrouwen die opzettelijk gesluierd zijn, mannen geen hand geven, niet naar plekken gaan waar alcohol geschonken wordt. Niet omdat ze ‘bang’ zijn voor een eventuele erotische interactie, maar omdat ze zich ondergeschikt willen maken aan de wil van Allah/God. Zij zien het dragen van een hoofddoek als een uiting van vroomheid en dus een belangrijk onderdeel van hun islamitische identiteit. [2]
- raadselachtig
- licht nevelig
- [2] onduidelijk, verhuld
- [3] heiig, mistig, dof
vervoeging van: | sluieren… |
verbogen vorm: | gesluierde |
gesluierd
- voltooid deelwoord van sluieren
- Het woord gesluierd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gesluierd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 18 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be