een gesluierde religieuze loop op straat
  • ge·slui·erd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gesluierd gesluierder gesluierdst
verbogen gesluierde gesluierdere gesluierdste
partitief gesluierds gesluierders -

gesluierd

  1. van met name vrouwen, dat iemand een hoofddoek draagt
    • Welnu, het is wellicht moeilijk om dit te bevatten in de huidige overgeseksualiseerde samenleving, maar er zijn moslimvrouwen die opzettelijk gesluierd zijn, mannen geen hand geven, niet naar plekken gaan waar alcohol geschonken wordt. Niet omdat ze ‘bang’ zijn voor een eventuele erotische interactie, maar omdat ze zich ondergeschikt willen maken aan de wil van Allah/God. Zij zien het dragen van een hoofddoek als een uiting van vroomheid en dus een belangrijk onderdeel van hun islamitische identiteit. [2] 
  2. raadselachtig
  3. licht nevelig
vervoeging van: sluieren…
verbogen vorm: gesluierde

gesluierd

  1. voltooid deelwoord van sluieren
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]