sluieren
- slui·e·ren
sluieren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sluieren |
sluierde |
gesluierd |
zwak -d | volledig |
- dragen van een dunne doek die (een gedeelte van) het haar en het gezicht bedekt
- We beginnen in Iran, dat een lange traditie heeft in het voorschrijven hoe vrouwen zich moeten kleden. In 1936 werd het hen verboden om de chador te dragen – een verhullend zwart gewaad dat door de Sjah als ouderwets en on-Europees werd beschouwd. Het resultaat was dat vrouwen die zich wilden sluieren thuis bleven of een andere kledingstijl aannamen die weliswaar minder traditioneel was, maar toch het hoofd en het grootste deel van het lichaam bedekte. [3]
- Het woord sluieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sluieren" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ sluieren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Anna Krijger 15 maart 2018 De trends in de moslimmode
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be