Zingiber officinale
  • gem·ber
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘eetbare gekonfijte wortelstok’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gember gembers
verkleinwoord - -

de gemberm

  1. (plantkunde), (specerij) Zingiber officinale  , een specerij met een scherpe smaak gemaakt van de wortelstok van een tropische plant
    • Gember is een in de keuken gebruikte specerij met een scherpe, maar voor de liefhebbers aangename smaak. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]