gember
- gem·ber
- Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘eetbare gekonfijte wortelstok’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gember | gembers |
verkleinwoord | - | - |
de gember m
- (plantkunde), (specerij) Zingiber officinale , een specerij met een scherpe smaak gemaakt van de wortelstok van een tropische plant
- Gember is een in de keuken gebruikte specerij met een scherpe, maar voor de liefhebbers aangename smaak.
1. Zingiber officinale, een specerij met een scherpe smaak
- Het woord gember staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gember" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gember" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gember op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be