• ge·loof·waar·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geloofwaardig geloofwaardiger geloofwaardigst
verbogen geloofwaardige geloofwaardigere geloofwaardigste
partitief geloofwaardigs geloofwaardigers -

geloofwaardig [1]

  1. het waard zijn om in te geloven (omdat het waarschijnlijk is), plausibel
     Dit verbaast Dobber niet. Dit soort nepnieuws is makkelijker te maken dan een deepfake en bijna net zo overtuigend. "In onderzoek zagen we bijvoorbeeld dat een tekst waarin nepnieuws staat bijna net zo geloofwaardig wordt gevonden als een deepfake. Terwijl het maken van een deepfake veel meer tijd en moeite kost. Het is eigenlijk met een kanon op een mug schieten."[2]
     En het werd niet veel geloofwaardiger van al het geklets over de 'massale immigratie'van joden die een einde aan de nationale Duitse identiteit dreigde te maken enzovoort.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Nepvideo's van 'overgave' Poetin en Zelensky zijn weinig overtuigend” (28 juni 2022), NU.nl
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be