gedogen
- ge·do·gen
- In de betekenis van ‘dulden’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
- afgeleid van dogen met het voorvoegsel ge- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
gedogen |
gedoogde |
gedoogd |
zwak -d | volledig |
gedogen
- overgankelijk afzien van bestraffende of ondermijnende maatregelen
- De vraag is hoe lang het minderheidskabinet gedoogd gaat worden.
1.
- Het woord gedogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gedogen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "gedogen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ gedogen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be