• per·mit
enkelvoud meervoud
naamwoord permit permits
permitten
verkleinwoord - -

permit m / o

  1. (geschiedenis) verlofbriefje (om je te mogen verplaatsen in een gebied dat in de macht van Engelstaligen is)
     En met welk een innerlijk genoegen heeft ons volk de Ausweis onmiddellijk vervangen door de permit![2]
  2. (juridisch) vergunning
     Alle goederen en koopwaren, welke, met nationale, of vreemde, vaartuigen worden ingevoerd, kunnen in entrepôt worden opgeslagen, mits de aangifte daartoe geschiede, vóór de uitreiking van het permit tot ontlossing.[3]
  1. permit op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    J.J. Mak
    Oorlogswinst der Nederlandse taal. in: De Nieuwe Taalgids., jrg. 38 nr. 6 (1945), J.B. Wolters' Uitgevers-Maatschappij, Groningen / Batavia, p. 163
  3.   Weblink bron Reglement op het entrepôt van het eiland St. Martin (Nederlandsch gedeelte). Artikel 1. in: Almanak voor de Nederlandsche West-Indische bezittingen, en de kust van Guinea. (1856), De Gebroeders van Cleef, Den Haag, p. 455


vervoeging
onbepaalde wijs to  permit 
he/she/it  permits 
verleden tijd  permitted 
voltooid
deelwoord
 permitted 
onvoltooid
deelwoord
 permitting 
gebiedende wijs  permit 

[A] permit

  1. overgankelijk toestaan, toelaten
  2. overgankelijk (juridisch) vergunnen
enkelvoud meervoud
permit permits

[A] permit

  1. (juridisch) vergunning

[B] permit

  1. (straalvinnigen) bepaald soort horsmakreel, Trachinotus falcatus  
100 % van de Amerikanen;
98 % van de Britten.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be


vervoeging van
permettre

permit

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van permettre