• gal·va·nisch
  • eponiem: afgeleid van de naam van de 18e-eeuwse Italiaanse natuurkundige Galvani   met het achtervoegsel -isch, in de betekenis van ‘m.b.t. opgewekte elektriciteit’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1831 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen galvanisch galvanischer
verbogen galvanische galvanischere
partitief galvanisch galvanischers -

galvanisch

  1. (scheikunde) door een elektrochemisch proces aangebracht
    • Voorbeeldzin met galvanische woord erin. 
  2. (scheikunde) ~e cel een elektrochemische cel werkend in spontane richting
    • De batterij in een PC werkt gewoonlijk als een galvanische cel, maar niet tijdens het opladen. 
74 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]