• gal·mend
vervoeging van: galmen
verbogen vorm: galmende

galmend

  1. onvoltooid deelwoord van galmen
    • Ze zong een fraaie versie van het door haar zelf geschreven Watercoulors in the Rain. Niet meer galmend zoals vroeger, maar ingetogen en sober en op die manier ook ontroerend. Natuurlijk: ik had 10 juli al genoteerd voor een bezoek aan Weert, waar Roxette tussen generatiegenoten als Santana, Nena en Seal zou optreden. [1] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen galmend galmender galmendst
verbogen galmende galmendere galmendste
partitief galmends galmenders -

galmend

  1. luid en echoënd
    • In Georgië is het nog steeds 1982. De tijd dat zangeressen nog zelf hun lange japon bij elkaar stikten en iedereen dacht dat een galmende ballade de juiste manier was om de luisteraar in het hart te raken. Eurovisienostalgie dus. Net als het begrip ‘roemloze uitschakeling’ Georgië bekend moet voor komen. [2] 
  2. imponerend
     En vanavond zou ze haar baljurk aantrekken om hand in hand met mij avonturen tegemoet te ruisen op pleinen, in stegen en langs zwarte grachten, en ravissant een eclatant verhaal toe te voegen aan de galmende historie die deze stad aan de lippen stond als wassend water.[3]