fourneren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van fourneren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | fourneren | te fourneren | ||||||||
toekomend | zullen fourneren | te zullen fourneren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefourneerd | te hebben gefourneerd | ||||||||
toekomend | gefourneerd zullen hebben | gefourneerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
fournerend | gefourneerd | ev. fourneer |
mv. verouderd fourneert |
fournere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | fourneer | fourneert | fourneert | fourneert | fourneert | fourneren | fourneren | fourneren | |||
verleden (o.v.t.) | fourneerde | fourneerde | fourneerde | fourneerde | fourneerde | fourneerden | fourneerden | fourneerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal fourneren | zult/zal fourneren | zult/zal fourneren | zult fourneren | zal fourneren | zullen fourneren | zullen fourneren | zullen fourneren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou fourneren | zou fourneren | zou(dt) fourneren | zoudt fourneren | zou fourneren | zouden fourneren | zouden fourneren | zouden fourneren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefourneerd | hebt gefourneerd | hebt/heeft gefourneerd | hebt gefourneerd | heeft gefourneerd | hebben gefourneerd | hebben gefourneerd | hebben gefourneerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gefourneerd | had gefourneerd | had gefourneerd | hadt gefourneerd | had gefourneerd | hadden gefourneerd | hadden gefourneerd | hadden gefourneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefourneerd hebben | zal/zult gefourneerd hebben | zult/zal gefourneerd hebben | zult gefourneerd hebben | zal gefourneerd hebben | zullen gefourneerd hebben | zullen gefourneerd hebben | zullen gefourneerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefourneerd hebben | zou gefourneerd hebben | zou/zoudt gefourneerd hebben | zoudt gefourneerd hebben | zou gefourneerd hebben | zouden gefourneerd hebben | zouden gefourneerd hebben | zouden gefourneerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gefourneerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gefourneerd | er is gefourneerd | |||||||||
verleden | er werd gefourneerd | er was gefourneerd | |||||||||
toekomend | er zal gefourneerd worden | er zal gefourneerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gefourneerd worden | er zou gefourneerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gefourneerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gefourneerd worden | gefourneerd te worden | ||||||||
toekomend | gefourneerd zullen worden | gefourneerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gefourneerd zijn | gefourneerd te zijn | ||||||||
toekomend | gefourneerd zullen zijn | gefourneerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gefourneerd | wordt gefourneerd | wordt gefourneerd | wordt gefourneerd | wordt gefourneerd | worden gefourneerd | worden gefourneerd | worden gefourneerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gefourneerd | werd gefourneerd | werd gefourneerd | werdt gefourneerd | werd gefourneerd | werden gefourneerd | werden gefourneerd | werden gefourneerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gefourneerd worden | zult gefourneerd worden | zult gefourneerd worden | zult gefourneerd worden | zal gefourneerd worden | zullen gefourneerd worden | zullen gefourneerd worden | zullen gefourneerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gefourneerd worden | zou gefourneerd worden | zou/zoudt gefourneerd worden | zoudt gefourneerd worden | zou gefourneerd worden | zouden gefourneerd worden | zouden gefourneerd worden | zouden gefourneerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gefourneerd | bent gefourneerd | bent/is gefourneerd | zijt gefourneerd | is gefourneerd | zijn gefourneerd | zijn gefourneerd | zijn gefourneerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gefourneerd | was gefourneerd | was gefourneerd | waart gefourneerd | was gefourneerd | waren gefourneerd | waren gefourneerd | waren gefourneerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefourneerd zijn | zult gefourneerd zijn | zult gefourneerd zijn | zult gefourneerd zijn | zal gefourneerd zijn | zullen gefourneerd zijn | zullen gefourneerd zijn | zullen gefourneerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefourneerd zijn | zou gefourneerd zijn | zou/zoudt gefourneerd zijn | zoudt gefourneerd zijn | zou gefourneerd zijn | zouden gefourneerd zijn | zouden gefourneerd zijn | zouden gefourneerd zijn |