formuleren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van formuleren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | formuleren | te formuleren | ||||||
toekomend | zullen formuleren | te zullen formuleren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geformuleerd | te hebben geformuleerd | ||||||
toekomend | geformuleerd zullen hebben | geformuleerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
formulerend | geformuleerd | ev. formuleer |
mv. verouderd formuleert |
formulere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | formuleer | formuleert | formuleert | formuleert | formuleert | formuleren | formuleren | formuleren | |
verleden (o.v.t.) | formuleerde | formuleerde | formuleerde | formuleerde | formuleerde | formuleerden | formuleerden | formuleerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal formuleren | zult/zal formuleren | zult/zal formuleren | zult formuleren | zal formuleren | zullen formuleren | zullen formuleren | zullen formuleren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou formuleren | zou formuleren | zou(dt) formuleren | zoudt formuleren | zou formuleren | zouden formuleren | zouden formuleren | zouden formuleren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geformuleerd | hebt geformuleerd | hebt/heeft geformuleerd | hebt geformuleerd | heeft geformuleerd | hebben geformuleerd | hebben geformuleerd | hebben geformuleerd | |
verleden (v.v.t.) | had geformuleerd | had geformuleerd | had geformuleerd | hadt geformuleerd | had geformuleerd | hadden geformuleerd | hadden geformuleerd | hadden geformuleerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geformuleerd hebben | zal/zult geformuleerd hebben | zult/zal geformuleerd hebben | zult geformuleerd hebben | zal geformuleerd hebben | zullen geformuleerd hebben | zullen geformuleerd hebben | zullen geformuleerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geformuleerd hebben | zou geformuleerd hebben | zou/zoudt geformuleerd hebben | zoudt geformuleerd hebben | zou geformuleerd hebben | zouden geformuleerd hebben | zouden geformuleerd hebben | zouden geformuleerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm geformuleerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt geformuleerd | er is geformuleerd | |||||||
verleden | er werd geformuleerd | er was geformuleerd | |||||||
toekomend | er zal geformuleerd worden | er zal geformuleerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou geformuleerd worden | er zou geformuleerd zijn |