• flon·ke·rend
vervoeging van: flonkeren
verbogen vorm: flonkerende

flonkerend

  1. onvoltooid deelwoord van flonkeren
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen flonkerend flonkerender flonkerendst
verbogen flonkerende flonkerendere flonkerendste
partitief flonkerends flonkerenders -

flonkerend

  1. op een wisselende manier helder licht weerkaatsend of producerend
    • Doelman Macho, een forse kerel toch, vermoedde al meteen dat hij verslagen was en keek vol bewondering naar de hemel, alsof hij zojuist een flonkerende ster had ontdekt. De bal sloeg via de onderkant van de lat binnen. Heerlijk doelpunt. [1] 
    • Nadine Broersen is de flonkerende groeibriljant van de florerende meerkamp in Nederland. De 23-jarige atlete uit Dongen heeft in 4 jaar tijd de wereldtop bestormd en dat is uitzonderlijk snel op deze veeleisende discipline. [2] 
  2. (figuurlijk) op een vrolijke, levendige manier
    • Het sublieme en nimmer uit de bocht gierende orkestspel, dat bestond uit korte melodische elementen en complete compositiedelen, boeide van begin tot eind, met de flonkerende, romantische bruiloftsmars als muzikaal hoogtepunt. Het Vlaamse accent van de acteurs dwong het publiek wel tot goed luisteren om de draad niet kwijt te raken, maar gaf tevens veel charme aan het geheel. [3]