• glim·mend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen glimmend glimmender glimmendst
verbogen glimmende glimmendere glimmendste
partitief glimmends glimmenders -

glimmend

  1. blinkend, glanzend
    • Hij had altijd glimmende schoenen als hij naar een belangrijke vergadering ging. 
     Na twintig jaar hard werken in glimmende kantoorgebouwen had ik behoefte aan meer natuur en avontuur.[1]
vervoeging van: glimmen
verbogen vorm: glimmende

glimmend

  1. onvoltooid deelwoord van glimmen
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be