flikker
- flik·ker
- afgeleid van flikken ww met het achtervoegsel -er, of een abstracte vorm direct afgeleid van flikkeren ww [1]
- [1] Mogelijk ontstaan uit de oorspronkelijk positieve betekenis 'een persoon die iets handig klaarspeelt' (zie flikken ww ), vandaar, later in ongunstige zin "iemand die achterbaks of arglistig is".
- [2], [3] Mogelijk (ook) beïnvloed door het Engels flick "slag" (ook in de uitdrukking not a flykke "nutteloos").
- [3] Naamwoord van handeling van het werkwoord flikkeren "onrustig licht afgeven".
- [4] mogelijk een (verkorting) van sodeflikker voor het eerst aangetroffen in 1916 [2][3][4].
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flikker | flikkers |
verkleinwoord | flikkertje | flikkertjes |
de flikker m
- (scheldwoord) persoon met gemene streken
- ▸ Bij verstek werd wegens beleediging f 5 boete of 5 dagen hechtenis geeischt tegen J. De F., huisvr. van J. M., die den groentenboer L. v. N. bij zijn woning in de Twentstraat bij het Kortenbosch uitschold voor „flikker”. Deze vervolging was blijkbaar uitgelokt uit wraak nadat de vrouw van den groentenboer v. N. onlangs is veroordeeld wegens het gooien met peper naar de tegenwoordige beklaagde, eene buurvrouw van den groentenboer v. N.[5]
- ▸ Aaltje B., 28 jaar, verlaten huisvr. v. Hendrik G., te den Helder, stond terecht voor beleediging van den slaapsteehouder P. Kindt te den Helder wien zij de woorden: „je bent een vuile flikker" had toegeroepen. Dit gebeurde den 9den Mei toen getuige op den logeerzolder was en getuige binnenkwam.[6]
- Wat een flikker ben je toch ook!
- (informeel) (anatomie) zitvlak van een mens (vrijwel uitsluitend in de uitdrukking op zijn flikker geven).
- Je hebt hem toch wel op z'n flikker gegeven, hè?
- (informeel) iets wat nauwelijks zichtbaar is
- Ik zie geen flikker!
- (scheldwoord) man met een seksuele voorkeur voor andere mannen
- ⚠️ Dit gebruik van het woord roept twijfels op over de gebruiker.
- Ga toch weg, flikker!
- ⚠️ Dit gebruik van het woord roept twijfels op over de gebruiker.
4. (scheldwoord) man met een seksuele voorkeur voor andere mannen
vervoeging van |
---|
flikkeren |
flikker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flikkeren
- Ik flikker.
- gebiedende wijs van flikkeren
- Flikker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flikkeren
- Flikker je?
- Het woord flikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flikker" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ flikker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ flikker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "flikker" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “RECHTSWEZEN Haagsche Rechtbank.” (08-01-1914), Het vaderland, 's-Gravenhage, p. 8
- ↑ Weblink bron “Arrondissementensrechtbank, Zitting van 16 October, Een Heldersche Idylle” (17-10-1917), Alkmaarsche Courant, Alkmaar, p. 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be