sodeflikker
- Geluid: sodeflikker (hulp, bestand)
- IPA: / ˌsodeˈflɪkər / (4 lettergrepen)
- so·de·flik·ker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sodeflikker | sodeflikkers |
verkleinwoord | sodeflikkertje | sodeflikkertjes |
de sodeflikker m
- (scheldwoord) (verouderd) man met een seksuele voorkeur voor andere mannen
- ▸ Uit de slaapkamer riep hij: “Kom je ook naar bed, Peter?”
“Ik? Naar bed? Naar jouw bed? Met jou in bed? Wat denk je wel, vuile flikker, bruinpoot, holbeklimmer, kontkever, reethommel, homopiel, sodeflikker, stalmiet, billenaaier, fletsevleugel, stangwijf, strontstamper, rugzak, gatklover, achtervutter, wiegelnicht...”[3]
- ▸ Uit de slaapkamer riep hij: “Kom je ook naar bed, Peter?”
- (scheldwoord) scheldwoord met zeer onduidelijke betekenis
- ▸ (deels fonetische weergave spreektaal) Door bruin gewolk heenhollend, rukte ie 'm bij z'n kielkraag, schreeuwend dat ie de plee had bevuild.
- Luisige schijthuis!... hê je godverdomme de sleutel van de bestekamer bij de machinist gegannift!... wie hèt jou geseit, sodeflikker, dâ je d'r op schijte ken!... hè?!..[4]
- ▸ (deels fonetische weergave spreektaal) Door bruin gewolk heenhollend, rukte ie 'm bij z'n kielkraag, schreeuwend dat ie de plee had bevuild.
- (krachtterm) zonder duidelijke betekenis gebruikt in formuleringen die verwondering, onaangename verrassing of ergernis uitdrukken
- ▸ Weet je, ze hebben meer kijkcijfers gekregen dan was ingeschat en daar hebben ze veel geld mee verdiend. Zelf ben ik er geen sodeflikker mee opgeschoten, maar ik ben er nu eenmaal mee akkoord gegaan.[5]
- ▸ Karma. Natuurlijk is het basisidee mooi. Wie goed doet, goed ontmoet. Dus als je een beetje aardig bent, vallen je fijne dingen ten deel en gedraag je je als Voldemor meets Cruella, dan zal je uiteindelijk van het leven op je sodeflikker krijgen. Heerlijk rechtvaardig klinkt die theorie, maar hij is me te makkelijk.[6]
- ▸ Maar het wordt gecompliceerder: mijn vrouw kan er niet tegen als ik haar met mijn wratten op mijn handen streel, dus ons huwelijk gaat naar de sodeflikkers.[7]
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
vervoeging van |
---|
sodeflikkeren |
sodeflikker
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sodeflikkeren
- Ik sodeflikker.
- gebiedende wijs van sodeflikkeren
- Sodeflikker!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sodeflikkeren
- Sodeflikker je?
- ▸ Als je leip wil gaan, sodeflikker je er ook wat koriander bij.[8]
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als tussenwerpsel
sodeflikker
- uitroep van verwondering, onaangename verrassing of ergernis
- Het woord sodeflikker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ sodeflikker op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Peter Malenkov“De Man Die Niet Meer In De Rij Wou Staan” (7 oktober 1991) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Israël Querido“Levensgang: roman uit de diamantwerkerswereld.”, 5e druk (1908), L.J. Veen, Amsterdam, p. 177 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Junita geciteerd door Erik Peeters“Junita over 'Tygo in de GHB': 'Ik ben er geen sodeflikker mee opgeschoten, maar ik heb geen spijt'” (26 februari 2019) op omroepbrabant.nl
- ↑ Weblink bron “Het leven is niet rechtvaardig” (6 februari 2016), Het Parool
- ↑ Weblink bron Peter ter Horst“J. van Londen, psychiater-ambtenaar; 'Ik ben in voortdurende staat van alarm'” (30 maart 1991) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Mark Schoones“Marks Menu #2: Vietnamese noedelsalade met garnalen” (1 juni 2018) op nsmbl.nl
- ↑ Weblink bron Lindsey Kelk (vert. Ella Vermeulen)“Ik hou van Londen: de beste plek om thuis te komen” (2012), Van Holkema & Warendorf Uitgeverij Unieboek : Het Spectrum bv, Amsterdam, ISBN 9789000311125, hfst. 7
- ↑ Weblink bron “‘Ik ben écht veranderd’” (09/07/2010), HP de Tijd