sodemieter
- Geluid: sodemieter (hulp, bestand)
- so·de·mie·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sodemieter | sodemieters |
verkleinwoord | sodemietertje | sodemietertjes |
de sodemieter m
- als de sodemieter
heel snel
- Er kwamen twee nerveuze mannetjes aangerend. Ze waren gekleed als obers en zwaaiden druk met hun armen. Ze riepen: `Vite, vite!' Ze wezen ons een tafeltje achter in het restaurant. We moesten als de sodemieter aan dat tafeltje gaan zitten. [4]
vervoeging van |
---|
sodemieteren |
sodemieter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sodemieteren
- Ik sodemieter.
- gebiedende wijs van sodemieteren
- Sodemieter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sodemieteren
- Sodemieter je?
- Het woord sodemieter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "sodemieter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ sodemieter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 93