• so·de·mie·te·ren
  • Volgens de meeste etymologische verklaringen afgeleid van sodomiet met het achtervoegsel -er. [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sodemieteren
sodemieterde
gesodemieterd
zwak -d volledig

sodemieteren

  1. (informeel) vallen
  2. (informeel) gooien
  3. (verouderd) sodomie bedrijven
93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]
  1. SODEMIETER, Woordenlijst Nederlandsche Taal
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be