sodomiet
- so·do·miet
- van het Griekse en Latijnse sodomita, bewoner van de bijbelse stad Sodom
- afgeleid van Sodom met het achtervoegsel -iet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sodomiet | sodomieten |
verkleinwoord | sodomietje | sodomietjes |
- (scheldwoord) iemand die anale seks bedrijft
- Al die sodomieten gaan toch naar de hel!
- Het woord sodomiet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.