• flets
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bleek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1785 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen flets fletser fletst
verbogen fletse fletsere fletste
partitief flets fletsers -

flets

  1. een vale kleur hebbend
    • Trek toch een keer niet zoiets flets aan! 
95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]