• flets·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord fletsheid
verkleinwoord

de fletsheidv

  1. het zonder heldere kleuren zijn
  2. (figuurlijk) het saai en zonder enig enthousiasme zijn
    • Fletsheid is troef, terwijl deze verkiezingen zich er meer dan ooit voor lenen om er keihard in te gaan. „Het aantal taken van de gemeenten verdubbelt zowat. Het lijkt wel alsof dit de lokale politici verlamt. Ze weten niet hoeveel geld ze krijgen en weten niet hoe alles uitwerkt. Het is echt stuitend om te zien hoe ze dan maar terugvallen op gemeenplaatsen.” [2] 
    • Langzamerhand kunnen we concluderen dat een einde van een decennium christen-democratische hegemonie nadert. Van de Balkenende-doctrine is weinig meer over. Het leiderschap en de agenda van de minister-president worden gekenmerkt door algehele fletsheid en gebrek aan kracht en inspirerend vermogen. [3] 
    • De nieuwe kan in Frankrijk van hem winnen. Maar waarom zou je als armlastig Frans bedrijf op een krimpende markt de degens kruisen met een sterkere partij? In de hoop dat het een francofiel publiek om meer dan objectieve kwaliteiten draait, dat Franse elegantie opweegt tegen de gestaalde fletsheid van de Golf? [4] 
    • Elke zin die Schulz schrijft, is een afzetten tegen wat hij noemt ‘de versterkte wal die zijn dreigende schaduw werpt over betekenis’, en een protest tegen de terreur van fletsheid, banaliteit, routine, stupiditeit, stereotypes, de tirannie van het simplistische, de massa. [5] 
89 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf 10 mrt. 2014 ’Raadsverkiezingen zonder enige kleur’
  3. HP de Tijd 18 DEC 2009 Nederland smeekt om hervorming
  4. NRC Bas van Putten 30 november 2013 Een Franse Golf voor de filerijder
  5. De Standaard 15 SEPTEMBER 2007 David Grossman Individuele taal en massataal
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be