filtreren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van filtreren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | filtreren | te filtreren | ||||||||
toekomend | zullen filtreren | te zullen filtreren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefiltreerd | te hebben gefiltreerd | ||||||||
toekomend | gefiltreerd zullen hebben | gefiltreerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
filtrerend | gefiltreerd | ev. filtreer |
mv. verouderd filtreert |
filtrere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | filtreer | filtreert | filtreert | filtreert | filtreert | filtreren | filtreren | filtreren | |||
verleden (o.v.t.) | filtreerde | filtreerde | filtreerde | filtreerde | filtreerde | filtreerden | filtreerden | filtreerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal filtreren | zult/zal filtreren | zult/zal filtreren | zult filtreren | zal filtreren | zullen filtreren | zullen filtreren | zullen filtreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou filtreren | zou filtreren | zou(dt) filtreren | zoudt filtreren | zou filtreren | zouden filtreren | zouden filtreren | zouden filtreren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefiltreerd | hebt gefiltreerd | hebt/heeft gefiltreerd | hebt gefiltreerd | heeft gefiltreerd | hebben gefiltreerd | hebben gefiltreerd | hebben gefiltreerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gefiltreerd | had gefiltreerd | had gefiltreerd | hadt gefiltreerd | had gefiltreerd | hadden gefiltreerd | hadden gefiltreerd | hadden gefiltreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefiltreerd hebben | zal/zult gefiltreerd hebben | zult/zal gefiltreerd hebben | zult gefiltreerd hebben | zal gefiltreerd hebben | zullen gefiltreerd hebben | zullen gefiltreerd hebben | zullen gefiltreerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefiltreerd hebben | zou gefiltreerd hebben | zou/zoudt gefiltreerd hebben | zoudt gefiltreerd hebben | zou gefiltreerd hebben | zouden gefiltreerd hebben | zouden gefiltreerd hebben | zouden gefiltreerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gefiltreerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gefiltreerd | er is gefiltreerd | |||||||||
verleden | er werd gefiltreerd | er was gefiltreerd | |||||||||
toekomend | er zal gefiltreerd worden | er zal gefiltreerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gefiltreerd worden | er zou gefiltreerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gefiltreerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gefiltreerd worden | gefiltreerd te worden | ||||||||
toekomend | gefiltreerd zullen worden | gefiltreerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gefiltreerd zijn | gefiltreerd te zijn | ||||||||
toekomend | gefiltreerd zullen zijn | gefiltreerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gefiltreerd | wordt gefiltreerd | wordt gefiltreerd | wordt gefiltreerd | wordt gefiltreerd | worden gefiltreerd | worden gefiltreerd | worden gefiltreerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gefiltreerd | werd gefiltreerd | werd gefiltreerd | werdt gefiltreerd | werd gefiltreerd | werden gefiltreerd | werden gefiltreerd | werden gefiltreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gefiltreerd worden | zult gefiltreerd worden | zult gefiltreerd worden | zult gefiltreerd worden | zal gefiltreerd worden | zullen gefiltreerd worden | zullen gefiltreerd worden | zullen gefiltreerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gefiltreerd worden | zou gefiltreerd worden | zou/zoudt gefiltreerd worden | zoudt gefiltreerd worden | zou gefiltreerd worden | zouden gefiltreerd worden | zouden gefiltreerd worden | zouden gefiltreerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gefiltreerd | bent gefiltreerd | bent/is gefiltreerd | zijt gefiltreerd | is gefiltreerd | zijn gefiltreerd | zijn gefiltreerd | zijn gefiltreerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gefiltreerd | was gefiltreerd | was gefiltreerd | waart gefiltreerd | was gefiltreerd | waren gefiltreerd | waren gefiltreerd | waren gefiltreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefiltreerd zijn | zult gefiltreerd zijn | zult gefiltreerd zijn | zult gefiltreerd zijn | zal gefiltreerd zijn | zullen gefiltreerd zijn | zullen gefiltreerd zijn | zullen gefiltreerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefiltreerd zijn | zou gefiltreerd zijn | zou/zoudt gefiltreerd zijn | zoudt gefiltreerd zijn | zou gefiltreerd zijn | zouden gefiltreerd zijn | zouden gefiltreerd zijn | zouden gefiltreerd zijn |