fietskamperen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van fietskamperen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | fietskamperen | te fietskamperen | ||||||
toekomend | zullen fietskamperen | te zullen fietskamperen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefietskampeerd | te hebben gefietskampeerd | ||||||
toekomend | gefietskampeerd zullen hebben | gefietskampeerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
fietskamperend | gefietskampeerd | ev. fietskampeer |
mv. verouderd fietskampeert |
fietskampere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | fietskampeer | fietskampeert | fietskampeert | fietskampeert | fietskampeert | fietskamperen | fietskamperen | fietskamperen | |
verleden (o.v.t.) | fietskampeerde | fietskampeerde | fietskampeerde | fietskampeerde | fietskampeerde | fietskampeerden | fietskampeerden | fietskampeerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal fietskamperen | zult/zal fietskamperen | zult/zal fietskamperen | zult fietskamperen | zal fietskamperen | zullen fietskamperen | zullen fietskamperen | zullen fietskamperen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou fietskamperen | zou fietskamperen | zou(dt) fietskamperen | zoudt fietskamperen | zou fietskamperen | zouden fietskamperen | zouden fietskamperen | zouden fietskamperen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefietskampeerd | hebt gefietskampeerd | hebt/heeft gefietskampeerd | hebt gefietskampeerd | heeft gefietskampeerd | hebben gefietskampeerd | hebben gefietskampeerd | hebben gefietskampeerd | |
verleden (v.v.t.) | had gefietskampeerd | had gefietskampeerd | had gefietskampeerd | hadt gefietskampeerd | had gefietskampeerd | hadden gefietskampeerd | hadden gefietskampeerd | hadden gefietskampeerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefietskampeerd hebben | zal/zult gefietskampeerd hebben | zult/zal gefietskampeerd hebben | zult gefietskampeerd hebben | zal gefietskampeerd hebben | zullen gefietskampeerd hebben | zullen gefietskampeerd hebben | zullen gefietskampeerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefietskampeerd hebben | zou gefietskampeerd hebben | zou/zoudt gefietskampeerd hebben | zoudt gefietskampeerd hebben | zou gefietskampeerd hebben | zouden gefietskampeerd hebben | zouden gefietskampeerd hebben | zouden gefietskampeerd hebben |