fietskamperen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiets·kam·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets en kamperen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fietskamperen |
fietskampeerde |
gefietskampeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
fietskamperen
- inergatief een meerdaagse fietstocht maken waarbij men overnacht in een tent
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord fietskamperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.