fietsenrek
- Geluid: fietsenrek (hulp, bestand)
- IPA: /ˈfitsərɛk/
- fiet·sen·rek
- samenstelling van fiets en rek met het invoegsel -en- die kan worden opgevat als meervoudsuitgang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsenrek | fietsenrekken |
verkleinwoord | fietsenrekje | fietsenrekjes |
het fietsenrek o
- rek om fietsen te parkeren
- (medisch) (figuurlijk) gebit met grote tussenruimte tussen de tanden
- (figuurlijk) gebit waarin tanden ontbreken
-
1. rek om fietsen te parkeren
-
2. gebit met grote tussenruimte tussen de tanden
-
3. gebit waarin tanden ontbreken
1. rek om fietsen te parkeren
- Het woord fietsenrek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fietsenrek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be