• fiet·se·ling
[A] + [B] enkelvoud meervoud
naamwoord fietseling fietselingen
verkleinwoord - -

[A] de fietselingv

  1. (schertsend) verplaatsing per rijwiel
     Uit de omschrijving, die ik daarna moest geven concludeerde de Edelachtbare, dat het tweewielig voortbewegingsinstrument toch inderdaad een ding was, dat men in de wandeling of liever in de fietseling een rijwiel pleegt te noemen.[6]
  2. tocht per rijwiel door een grote groep mensen als middel om de aandacht op een bepaald probleem te vestigen
     Op zondag 11 augustus viert het Lappersfort één jaar bezetting met gidsbeurten door het bos, een boottocht en een nieuwe fietseling tegen de Zuidelijke Ontsluiting.[7]
     Daarnaast fietste hij reeds vanaf de eerste fietseling in 1973 te Antwerpen mee met de Groene Fietsers en was hij actief in Tram voor Alleman, Werkgroep Verkeer Antwerpen, het FietsOntlastingsFonds (FOFO) en de Mortselse Verkeerscommissie.[8]
     Fietseling is het woord, dat de aanhangers van de Vlaamse Agalev-beweging (anders gaan leven) geven aan hun milieu-manifestaties. Deze vinden zonder uitzondering op de tweewieler plaats.[9]
  3. evenement waarbij recreanten een uitgezette tocht per rijwiel maken
     Fietseling, de wielerklassieker voor het hele gezin, vindt dit jaar plaats op zondag 2 juni. Drie routes gaan langs de mooiste plekjes in en rondom Merksem.[10]
     Die dinsdag 23/08 sluiten we voor de dagtocht aan bij de regionale fietseling, georganiseerd door OKRA Zoersel. Daardoor hebben we op 30 augustus nog een gewone namiddagtocht vanaf 13.30 u. Kom bij ons: fiets je gezond met plezier![11]

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als mannelijk woord.

[B] de fietselingm

  1. berijder van een rijwiel
     De Antwerpse Kempen is een afdeling rijker: een groep enthousiaste fietselingen startte met de gloednieuwe Fietsersbond Balen.[12]
      En waar deze weg loopt door de mooiste gedeelten van onze omgeving, en hier in het Noorden ten eenenmale fietspaden ontbreken, althans fietspaden zooals men die vindt op de Veluwe, waar men nu eens heerlijk rustig kan genieten, zonder opgejaagd te worden als een vogelvrij verklaarde fietseling, door honderden auto's die met razende snelheid voorbij snorren, is dit volgens mijn bescheiden meening een ideale weg om klaar te maken voor dit doel.[13]
     Wanneer er dus brand achter zijn bolle rug kwam, of wanneer hij voor een fietseling snel moest uitwijken, gebeurde het meermalen dat hij zijne enkels verzwikte..[14]
  • In deze betekenis in Nederland (verouderd) en in Vlaanderen vooral in het meervoud gangbaar.
  1. fietseling op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Eveline Dullaers
    “Duwvaart: Moord op de Kempen : Bewegingen rond het duwvaartkanaal Oelegem-Zandvliet & Het ontstaan van een Groene Partij in Vlaanderen”, licentiaatscriptie (2005), Universiteit Gent, 136-140
  4.   Weblink bron “Agalevsicon” op lieverleven.be
  5. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  6.   Weblink bron Licht in het duister in: Friesch Dagblad   (17 november 1945), Persvereeniging voor Friesland, Leeuwarden, p. 2 kol. 4
  7.   Weblink bron
    MCa
    “Gesprek over Lappersfort” (4 augustus 2002) op nieuwsblad.be
  8.   Weblink bron
    Gert Van Overstraeten
    Paul Van Dyck; van groen naar groener, Amsab-ISG, Gent in: Brood en Rozen, jrg. 14 nr. 3 (6 september 2009), p. 97
  9.   Weblink bron Groene fietsers in aktie (5 maart 1976) in: de Stem, jrg. 116 nr. 17890, p. 19 kol. 1
  10.   Weblink bron
    Jan Aelberts
    “Fietseling leidt fietsers langs mooiste plekjes van Merksem” (3 mei 2019) op pzc.nl  
  11.   Weblink bron Fietsdag in Zoersel (juli/augustus 2016) in: OKRA trefpunt Ranst Informatieblad, p. 2 op nrc.nl  
  12.   Weblink bron “Terugblik maart 2021” (2 april 2021) op fietsersbond.be
  13.   Weblink bron
    D. Rotgans
    Ingezonden Stukken. : Een stofvrij rijwielpad door het hart van Westfriesland. (15 februari 1930) in: Schager Courant, jrg. 73 nr. 8613, p. 11 kol. 1
  14.   Weblink bron
    J.H. Speenhoff
    Zeilen met den boeier (31 juli 1918), A.W. Bruna's Uitgeversmij., Utrecht in: De Revue der Sporten, jrg. 11 nr. 47, p. 650 kol. 1