festonneren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van festonneren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | festonneren | te festonneren | ||||||
toekomend | zullen festonneren | te zullen festonneren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefestonneerd | te hebben gefestonneerd | ||||||
toekomend | gefestonneerd zullen hebben | gefestonneerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
festonnerend | gefestonneerd | ev. festonneer |
mv. verouderd festonneert |
festonnere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | festonneer | festonneert | festonneert | festonneert | festonneert | festonneren | festonneren | festonneren | |
verleden (o.v.t.) | festonneerde | festonneerde | festonneerde | festonneerde | festonneerde | festonneerden | festonneerden | festonneerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal festonneren | zult/zal festonneren | zult/zal festonneren | zult festonneren | zal festonneren | zullen festonneren | zullen festonneren | zullen festonneren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou festonneren | zou festonneren | zou(dt) festonneren | zoudt festonneren | zou festonneren | zouden festonneren | zouden festonneren | zouden festonneren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefestonneerd | hebt gefestonneerd | hebt/heeft gefestonneerd | hebt gefestonneerd | heeft gefestonneerd | hebben gefestonneerd | hebben gefestonneerd | hebben gefestonneerd | |
verleden (v.v.t.) | had gefestonneerd | had gefestonneerd | had gefestonneerd | hadt gefestonneerd | had gefestonneerd | hadden gefestonneerd | hadden gefestonneerd | hadden gefestonneerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefestonneerd hebben | zal/zult gefestonneerd hebben | zult/zal gefestonneerd hebben | zult gefestonneerd hebben | zal gefestonneerd hebben | zullen gefestonneerd hebben | zullen gefestonneerd hebben | zullen gefestonneerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefestonneerd hebben | zou gefestonneerd hebben | zou/zoudt gefestonneerd hebben | zoudt gefestonneerd hebben | zou gefestonneerd hebben | zouden gefestonneerd hebben | zouden gefestonneerd hebben | zouden gefestonneerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gefestonneerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gefestonneerd | er is gefestonneerd | |||||||
verleden | er werd gefestonneerd | er was gefestonneerd | |||||||
toekomend | er zal gefestonneerd worden | er zal gefestonneerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gefestonneerd worden | er zou gefestonneerd zijn |