• fa·cie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gezicht (tegenwoordig minachtend)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord facie facies
verkleinwoord facietje facietjes

facie v en o

  1. (dysfemisme) gezicht
    • Als je dat durft, krijg je op je facie van me! 
49 %van de Nederlanders;
41 %van de Vlamingen.[2]