fáze
- fá·ze
- Afgeleid van het Oudgriekse φάσις (phasis)
fáze v
- fase; periode als onderdeel van een langere ontwikkeling
- (scheikunde) fase; een verschijningsvorm van een stof met homogene chemische en fysische eigenschappen
- (natuurkunde) fase; elk van de reeks toestanden die een kringproces eindeloos herhaalt
- (astronomie) fase; elk van de schijngestalten van de maan of een andere planeet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | fáze | fáze |
genitief | fáze | fází |
datief | fázi | fázím |
accusatief | fázi | fáze |
vocatief | fáze | fáze |
locatief | fázi | fázích |
instrumentalis | fází | fázemi |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.