euthanaseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van euthanaseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | euthanaseren | te euthanaseren | ||||||||
toekomend | zullen euthanaseren | te zullen euthanaseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geëuthanaseerd | te hebben geëuthanaseerd | ||||||||
toekomend | geëuthanaseerd zullen hebben | geëuthanaseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
euthanaserend | geëuthanaseerd | ev. euthanaseer |
mv. verouderd euthanaseert |
euthanasere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | euthanaseer | euthanaseert | euthanaseert | euthanaseert | euthanaseert | euthanaseren | euthanaseren | euthanaseren | |||
verleden (o.v.t.) | euthanaseerde | euthanaseerde | euthanaseerde | euthanaseerde | euthanaseerde | euthanaseerden | euthanaseerden | euthanaseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal euthanaseren | zult/zal euthanaseren | zult/zal euthanaseren | zult euthanaseren | zal euthanaseren | zullen euthanaseren | zullen euthanaseren | zullen euthanaseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou euthanaseren | zou euthanaseren | zou(dt) euthanaseren | zoudt euthanaseren | zou euthanaseren | zouden euthanaseren | zouden euthanaseren | zouden euthanaseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geëuthanaseerd | hebt geëuthanaseerd | hebt/heeft geëuthanaseerd | hebt geëuthanaseerd | heeft geëuthanaseerd | hebben geëuthanaseerd | hebben geëuthanaseerd | hebben geëuthanaseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geëuthanaseerd | had geëuthanaseerd | had geëuthanaseerd | hadt geëuthanaseerd | had geëuthanaseerd | hadden geëuthanaseerd | hadden geëuthanaseerd | hadden geëuthanaseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geëuthanaseerd hebben | zal/zult geëuthanaseerd hebben | zult/zal geëuthanaseerd hebben | zult geëuthanaseerd hebben | zal geëuthanaseerd hebben | zullen geëuthanaseerd hebben | zullen geëuthanaseerd hebben | zullen geëuthanaseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geëuthanaseerd hebben | zou geëuthanaseerd hebben | zou/zoudt geëuthanaseerd hebben | zoudt geëuthanaseerd hebben | zou geëuthanaseerd hebben | zouden geëuthanaseerd hebben | zouden geëuthanaseerd hebben | zouden geëuthanaseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geëuthanaseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geëuthanaseerd | er is geëuthanaseerd | |||||||||
verleden | er werd geëuthanaseerd | er was geëuthanaseerd | |||||||||
toekomend | er zal geëuthanaseerd worden | er zal geëuthanaseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geëuthanaseerd worden | er zou geëuthanaseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geëuthanaseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geëuthanaseerd worden | geëuthanaseerd te worden | ||||||||
toekomend | geëuthanaseerd zullen worden | geëuthanaseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geëuthanaseerd zijn | geëuthanaseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geëuthanaseerd zullen zijn | geëuthanaseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geëuthanaseerd | wordt geëuthanaseerd | wordt geëuthanaseerd | wordt geëuthanaseerd | wordt geëuthanaseerd | worden geëuthanaseerd | worden geëuthanaseerd | worden geëuthanaseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geëuthanaseerd | werd geëuthanaseerd | werd geëuthanaseerd | werdt geëuthanaseerd | werd geëuthanaseerd | werden geëuthanaseerd | werden geëuthanaseerd | werden geëuthanaseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geëuthanaseerd worden | zult geëuthanaseerd worden | zult geëuthanaseerd worden | zult geëuthanaseerd worden | zal geëuthanaseerd worden | zullen geëuthanaseerd worden | zullen geëuthanaseerd worden | zullen geëuthanaseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geëuthanaseerd worden | zou geëuthanaseerd worden | zou/zoudt geëuthanaseerd worden | zoudt geëuthanaseerd worden | zou geëuthanaseerd worden | zouden geëuthanaseerd worden | zouden geëuthanaseerd worden | zouden geëuthanaseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geëuthanaseerd | bent geëuthanaseerd | bent/is geëuthanaseerd | zijt geëuthanaseerd | is geëuthanaseerd | zijn geëuthanaseerd | zijn geëuthanaseerd | zijn geëuthanaseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geëuthanaseerd | was geëuthanaseerd | was geëuthanaseerd | waart geëuthanaseerd | was geëuthanaseerd | waren geëuthanaseerd | waren geëuthanaseerd | waren geëuthanaseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geëuthanaseerd zijn | zult geëuthanaseerd zijn | zult geëuthanaseerd zijn | zult geëuthanaseerd zijn | zal geëuthanaseerd zijn | zullen geëuthanaseerd zijn | zullen geëuthanaseerd zijn | zullen geëuthanaseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geëuthanaseerd zijn | zou geëuthanaseerd zijn | zou/zoudt geëuthanaseerd zijn | zoudt geëuthanaseerd zijn | zou geëuthanaseerd zijn | zouden geëuthanaseerd zijn | zouden geëuthanaseerd zijn | zouden geëuthanaseerd zijn |