• er·ger·nis
enkelvoud meervoud
naamwoord ergernis ergernissen
verkleinwoord ergernisje ergernisjes

de ergernisv

  1. een zaak die gevoelens van onvrede oproept
    • De ergernis deed hem rood aanlopen. 
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]