eozoïcum
- eo·zoï·cum, eo·zo·icum
- samenstellend afgeleid van Oudgrieks ἠώς (éos) "dageraad" en ζωή (zoè) "leven" met het achtervoegsel -icum dus: "tijdperk van het opkomende leven"[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eozoïcum | - |
verkleinwoord | - | - |
het eozoïcum o
- (geologie) geologisch tijdperk waarin de eerste meercellige levensvormen ontstonden
- Vóór 2006 was de spelling Eozoïcum. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
- In de standaard van de Internationale Commissie voor Stratigrafie heet dit tijdperk "proterozoïcum"[2]
- Het woord 'eozoïcum' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.