• al·gon·ki·um
  • uit het Latijn [1]
  • samenstellend afgeleid van Algonkin met het achtervoegsel -ium naar de oorspronkelijke bewoners van het gebied waar kenmerkend rotsgesteente voor dit tijdperk is gevonden; naam in 1899 voorgesteld door de Amerikaanse paleontoloog C.D. Walcott[2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord algonkium -
verkleinwoord - -

het algonkiumo

  1. (geologie) geologisch tijdperk waarin de eerste meercellige levensvormen ontstonden
  • Vóór 2006 was de spelling Algonkium. In specialistische publicaties blijft volgens de Taalunie spelling met een hoofdletter mogelijk, zie hier.
  • In de standaard van de Internationale Commissie voor Stratigrafie heet dit tijdperk "proterozoïcum"[4]