em

  1. mij, me (lijdend en meewerkend voorwerp, vóór het werkwoord)


em

  1. wij


em

  1. kleine broer, kleine zus: kind van dezelfde ouders dat jonger is
  2. aanspreekvorm voor kinderen die men niet zo goed kent

em

  1. ik, jij, hij: persoonlijk voornaamwoord gebruikt voor en door een jongere broer of zus
  2. jij, hij: persoonlijk voornaamwoord gebruikt voor kinderen die men niet zo goed kent
  3. ik, jij: persoonlijk voornaamwoord gebruikt voor en door het meisje in een jong koppel