elektrika v

  1. elektriciteit


  • IPA: /ɛlɛktrɪka/
  • elek·t·ri·ka

elektrika v

  1. (spreektaal) elektriciteit
  2. (spreektaal)(verouderd) elektrische tram
  3. (natuurkunde) elektriseermachine; instrument voor het genereren van statische elektriciceit
  1. elektřina v, elektrický proud monbezield
  2. šalina v, tramvaj v