Nederlands

 
eirond
Uitspraak
Woordafbreking
  • ei·rond
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen eirond eironder eirondst
verbogen eironde eirondere eirondste
partitief eironds eironders -

Bijvoeglijk naamwoord

eirond [1]

  1. (meetkunde) met de vorm van een ei
    • „Kijk, dit is een van de laatste groeiplaatsen van echt lepelblad”, wijst Ab van Dorp, boswachter bij Staatsbosbeheer. Hij leunt overboord en plukt een eirond blaadje, dat hij opeet. Lepelblad? Dat is toch een zilte soort, van de Wadden en de Noordzeekust? Dat klopt. Maar deze polder is ook zilt. Lang niet zo zilt als hij ooit was, maar dat moet hij wel weer worden, volgens de Provincie Noord-Holland én Natura2000, een EU-verplichting. [2] 
    • Toch staat een eirond krokusbed in bloei: [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Nienke Beintema 13 december 2017 Het zout moet weer terug in de polder
  3. (1888)–Hélène Swarth Sneeuwvlokken
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be