• dy·na·miek
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stuwkracht’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van dynamisch met het achtervoegsel -iek [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord dynamiek dynamieken
verkleinwoord - -

de dynamiekv

  1. bewogenheid, vaart
     Het is een verleidelijk beeld, als je langs talloze kerken en kastelen rijdt, door stadjes waar geen leven te bekennen is, laat staan enige moderne vorm van bedrijvigheid. Maar daarmee misken je de dynamiek die je even goed langs de Nationale 7 aantreft.[3]
     We hadden het ook over de dynamiek binnen de hartstochtelijke trailrelaties die we om ons heen zagen en waarom die vaak al na drie weken voorbij waren.[4]
  2. (muziek) gebruik van wisselingen in geluidssterkte
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. "dynamiek" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. dynamiek op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be