uitzicht waardoor iemand duizelig wordt
  • dui·ze·lig

duizelig

  1. een gevoel waarbij alles lijkt rond te draaien en het gevoel voor evenwicht verstoord is
     Mijn hart bonkte tegen mijn ribben, alleen al door bij haar te zijn; ik werd gewoon duizelig van haar aanwezigheid, en mijn duizeligheid werd nog eens versterkt omdat zij hetzelfde leek te voelen.[1]
     Mijn hart bonkte tegen mijn ribben, alleen al door bij haar te zijn; ik werd gewoon duizelig van haar aanwezigheid, en mijn duizeligheid werd nog eens versterkt omdat zij hetzelfde leek te voelen.[1]
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]
  1. 1 2
    Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be