• druk·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord drukker drukkers
verkleinwoord drukkertje drukkertjes

de drukkerm

  1. (beroep) een persoon die afdrukken maakt
    • De drukker had ons een proefdruk gestuurd. 
  2. een mechanisme om een jas te sluiten, drukknoop
    • De drukker was beschadigd en daardoor kon de jas niet meer dicht. 
  3. iemand die zich aan zijn plicht probeert te onttrekken

drukker

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van druk
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]