doorgeleiden/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van doorgeleiden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		doorgeleiden			door te geleiden
	toekomend		zullen doorgeleiden door zullen geleiden			te zullen doorgeleiden door te zullen geleiden
voltooid	tegenwoordig		doorgeleid			te doorgeleid
	toekomend		doorgeleid zullen			doorgeleid te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	doorgeleidend		doorgeleid			ev. geleid door	mv. verouderd geleidt door	geleide door (bijzin) doorgeleide
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	geleid door	geleidt door	geleidt door	geleidt door	geleidt door	geleiden door	geleiden door	geleiden door
verleden (o.v.t.)	geleidde door	geleidde door	geleidde door	geleidde door	geleidde door	geleidden door	geleidden door	geleidden door
toekomend (o.t.t.t.)	zal doorgeleiden	zult/zal doorgeleiden	zult/zal doorgeleiden	zult doorgeleiden	zal doorgeleiden	zullen doorgeleiden	zullen doorgeleiden	zullen doorgeleiden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou doorgeleiden	zou doorgeleiden	zou(dt) doorgeleiden	zoudt doorgeleiden	zou doorgeleiden	zouden doorgeleiden	zouden doorgeleiden	zouden doorgeleiden
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	doorgeleid	doorgeleidt	doorgeleidt	doorgeleidt	doorgeleidt	doorgeleiden	doorgeleiden	doorgeleiden
verleden (o.v.t.)	doorgeleidde	doorgeleidde	doorgeleidde	doorgeleidde	doorgeleidde	doorgeleidden	doorgeleidden	doorgeleidden
toekomend (o.t.t.t.)	zal doorgeleiden door zal geleiden	zult/zal doorgeleiden door zult/zal geleiden	zult/zal doorgeleiden door zult/zal geleiden	zult doorgeleiden door zult geleiden	zal doorgeleiden door zal geleiden	zullen doorgeleiden door zullen geleiden	zullen doorgeleiden door zullen geleiden	zullen doorgeleiden door zullen geleiden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou doorgeleiden door zou geleiden	zou doorgeleiden door zou geleiden	zou(dt) doorgeleiden door zou(dt) geleiden	zoudt doorgeleiden door zoudt geleiden	zou doorgeleiden door zou geleiden	zouden doorgeleiden door zouden geleiden	zouden doorgeleiden door zouden geleiden	zouden doorgeleiden door zouden geleiden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij