doodknuffelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van doodknuffelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doodknuffelen | dood te knuffelen | ||||||||
toekomend | zullen doodknuffelen dood zullen knuffelen |
te zullen doodknuffelen dood te zullen knuffelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doodgeknuffeld | te hebben doodgeknuffeld | ||||||||
toekomend | doodgeknuffeld zullen hebben | doodgeknuffeld te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doodknuffelend | doodgeknuffeld | ev. knuffel dood |
mv. verouderd knuffelt dood |
knuffele dood (bijzin) doodknuffele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | knuffel dood | knuffelt dood | knuffelt dood | knuffelt dood | knuffelt dood | knuffelen dood | knuffelen dood | knuffelen dood | |||
verleden (o.v.t.) | knuffelde dood | knuffelde dood | knuffelde dood | knuffelde dood | knuffelde dood | knuffelden dood | knuffelden dood | knuffelden dood | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doodknuffelen | zult/zal doodknuffelen | zult/zal doodknuffelen | zult doodknuffelen | zal doodknuffelen | zullen doodknuffelen | zullen doodknuffelen | zullen doodknuffelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doodknuffelen | zou doodknuffelen | zou(dt) doodknuffelen | zoudt doodknuffelen | zou doodknuffelen | zouden doodknuffelen | zouden doodknuffelen | zouden doodknuffelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | doodknuffel | doodknuffelt | doodknuffelt | doodknuffelt | doodknuffelt | doodknuffelen | doodknuffelen | doodknuffelen | |||
verleden (o.v.t.) | doodknuffelde | doodknuffelde | doodknuffelde | doodknuffelde | doodknuffelde | doodknuffelden | doodknuffelden | doodknuffelden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doodknuffelen dood zal knuffelen |
zult/zal doodknuffelen dood zult/zal knuffelen |
zult/zal doodknuffelen dood zult/zal knuffelen |
zult doodknuffelen dood zult knuffelen |
zal doodknuffelen dood zal knuffelen |
zullen doodknuffelen dood zullen knuffelen |
zullen doodknuffelen dood zullen knuffelen |
zullen doodknuffelen dood zullen knuffelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doodknuffelen dood zou knuffelen |
zou doodknuffelen dood zou knuffelen |
zou(dt) doodknuffelen dood zou(dt) knuffelen |
zoudt doodknuffelen dood zoudt knuffelen |
zou doodknuffelen dood zou knuffelen |
zouden doodknuffelen dood zouden knuffelen |
zouden doodknuffelen dood zouden knuffelen |
zouden doodknuffelen dood zouden knuffelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doodgeknuffeld | hebt doodgeknuffeld | hebt/heeft doodgeknuffeld | hebt doodgeknuffeld | heeft doodgeknuffeld | hebben doodgeknuffeld | hebben doodgeknuffeld | hebben doodgeknuffeld | |||
verleden (v.v.t.) | had doodgeknuffeld | had doodgeknuffeld | had doodgeknuffeld | hadt doodgeknuffeld | had doodgeknuffeld | hadden doodgeknuffeld | hadden doodgeknuffeld | hadden doodgeknuffeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doodgeknuffeld hebben | zal/zult doodgeknuffeld hebben | zult/zal doodgeknuffeld hebben | zult doodgeknuffeld hebben | zal doodgeknuffeld hebben | zullen doodgeknuffeld hebben | zullen doodgeknuffeld hebben | zullen doodgeknuffeld hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doodgeknuffeld hebben | zou doodgeknuffeld hebben | zou/zoudt doodgeknuffeld hebben | zoudt doodgeknuffeld hebben | zou doodgeknuffeld hebben | zouden doodgeknuffeld hebben | zouden doodgeknuffeld hebben | zouden doodgeknuffeld hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doodgeknuffeld worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doodgeknuffeld | er is doodgeknuffeld | |||||||||
verleden | er werd doodgeknuffeld | er was doodgeknuffeld | |||||||||
toekomend | er zal doodgeknuffeld worden | er zal doodgeknuffeld zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doodgeknuffeld worden | er zou doodgeknuffeld zijn | |||||||||
lijdende vorm doodgeknuffeld worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doodgeknuffeld worden | doodgeknuffeld te worden | ||||||||
toekomend | doodgeknuffeld zullen worden | doodgeknuffeld te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doodgeknuffeld zijn | doodgeknuffeld te zijn | ||||||||
toekomend | doodgeknuffeld zullen zijn | doodgeknuffeld te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word doodgeknuffeld | wordt doodgeknuffeld | wordt doodgeknuffeld | wordt doodgeknuffeld | wordt doodgeknuffeld | worden doodgeknuffeld | worden doodgeknuffeld | worden doodgeknuffeld | |||
verleden (o.v.t.) | werd doodgeknuffeld | werd doodgeknuffeld | werd doodgeknuffeld | werdt doodgeknuffeld | werd doodgeknuffeld | werden doodgeknuffeld | werden doodgeknuffeld | werden doodgeknuffeld | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doodgeknuffeld worden | zult doodgeknuffeld worden | zult doodgeknuffeld worden | zult doodgeknuffeld worden | zal doodgeknuffeld worden | zullen doodgeknuffeld worden | zullen doodgeknuffeld worden | zullen doodgeknuffeld worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doodgeknuffeld worden | zou doodgeknuffeld worden | zou/zoudt doodgeknuffeld worden | zoudt doodgeknuffeld worden | zou doodgeknuffeld worden | zouden doodgeknuffeld worden | zouden doodgeknuffeld worden | zouden doodgeknuffeld worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben doodgeknuffeld | bent doodgeknuffeld | bent/is doodgeknuffeld | zijt doodgeknuffeld | is doodgeknuffeld | zijn doodgeknuffeld | zijn doodgeknuffeld | zijn doodgeknuffeld | |||
verleden (v.v.t.) | was doodgeknuffeld | was doodgeknuffeld | was doodgeknuffeld | waart doodgeknuffeld | was doodgeknuffeld | waren doodgeknuffeld | waren doodgeknuffeld | waren doodgeknuffeld | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doodgeknuffeld zijn | zult doodgeknuffeld zijn | zult doodgeknuffeld zijn | zult doodgeknuffeld zijn | zal doodgeknuffeld zijn | zullen doodgeknuffeld zijn | zullen doodgeknuffeld zijn | zullen doodgeknuffeld zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doodgeknuffeld zijn | zou doodgeknuffeld zijn | zou/zoudt doodgeknuffeld zijn | zoudt doodgeknuffeld zijn | zou doodgeknuffeld zijn | zouden doodgeknuffeld zijn | zouden doodgeknuffeld zijn | zouden doodgeknuffeld zijn |