• dood·doen

dooddoen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dooddoen
deed dood
doodgedaan
onregelmatig volledig
  1. doodmaken, doden, doodslaan, vermoorden
    • De burgerlijke partijen stelden zich ook vragen bij de methodes die de beschuldigde gebruikte. ‘Ik ga het nooit gebruiken, maar het inbrengen van lucht is volgens mij een pijnloze, snelle dood. Er zijn nog duizenden middelen, mijn professor zei altijd dat je ook met water iemand kunt dooddoen. Ook dat eerste feit kan ik vanuit mijn onderzoek begrijpen.’ [1] 
  2. verslaan, overwinnen
    • 'Dit is niet leuk. Met alle kansen die we hadden, hadden we de match kunnen dooddoen. We speelden een goede match gespeeld, maar wat kopen we daarmee?' De ex-doelman van OHL en Beerschot maakte wel zijn debuut in de Champions League. 'Daar doe je het voor, maar om dan zo drie ballen uit de netten te pakken... Maar we moeten zo verderdoen. We zijn jong, we hebben genoeg kwaliteiten, dat hebben we wel laten zien. Maar toch, ik ga slecht slapen.' [2] 
    • De match tegen Lokeren bracht beterschap, maar Genk heeft zich nog steeds maar half opgericht. Anders had het een zwak Lokeren in eigen huis wel kunnen dooddoen. [3] 
  3. ontkrachten van een uitspraak of redenering
75 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]
  1. De Standaard 29/01/2018 om 16:23 door rdc ‘Dit heeft niets met moord te maken’
  2. De Standaard 02/10/2013 om 23:02 door janm Kaminski: 'Wat koop je met een goede match?'
  3. De Standaard 08/08/2014 door wic Verhulst houdt Genk van eerste zege
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be